Frankrijk ging opnieuw massaal de straat op tegen de pensioenhervorming Frankrijk. Op donderdag 6 april 2023 telde het ministerie van Binnenlandse Zaken 570.000 demonstranten in het hele land; de vakbonden spraken van bijna twee miljoen. In Parijs liep die kloof verder uiteen: 57.000 volgens de staat tegenover 400.000 volgens vakbond CGT. Hoe je er ook naar kijkt, de actiedag was groot, al lag de officiële telling lager dan op 28 maart (740.000 landelijk, 93.000 in Parijs).
De spanning liep in de middag op. In meerdere steden, waaronder Parijs, kwam het tot schermutselingen tussen groepen demonstranten en de politie. In de hoofdstad vloog de luifel van een brasserie die bekendstaat als favoriet van president Emmanuel Macron korte tijd in brand. De overheid meldde 111 arrestaties en 154 gewonde politieagenten. De ordediensten zetten traangas en waterkanonnen in om de stoet uiteen te drijven waar dat nodig was. Het gros van de betogingen bleef vreedzaam, maar de harde kern en zogeheten black blocs zorgden opnieuw voor confrontaties en schade aan straatmeubilair.
De inzet is duidelijk: de protestbeweging, sinds januari vrijwel onafgebroken actief, wil de druk opvoeren vlak voor een cruciale uitspraak van de Constitutionele Raad. Die beslist of de wet — met als kern het verhogen van de pensioenleeftijd van 62 naar 64 jaar — juridisch standhoudt. Vakbonden riepen meteen op tot een volgende actiedag op 13 april, een dag voor de verwachte uitspraak.
Het land merkte de acties opnieuw in het dagelijks leven. Treinen reden met uitgedunde dienstregelingen, in en rond Parijs was het ov beperkt, en op enkele luchthavens vielen vluchten uit na een verzoek van de luchtvaartautoriteit aan maatschappijen om schema’s te schrappen. In de energiesector gingen productie en leveringen omlaag door werkonderbrekingen. In onderwijs en zorg waren er lokale acties en ‘journées mortes’ waarin scholen of afdelingen deels gesloten bleven.
Politiek lag het vuur op het dak terwijl president Macron op staatsbezoek in China was. Zijn afwezigheid tijdens de actiedag gaf tegenstanders een extra stok om mee te slaan: geen gesprek, wel duwen met een impopulaire wet. Peilingen van eind maart (o.a. Elabe) lieten rond de twee derde van de Fransen zien die tegen de hervorming is. De vraag voor de regering: is de dalende opkomst volgens de officiële tellingen het begin van normalisering, of blijft het verzet breed en hardnekkig?
De hervorming draait om drie hoofdpunten. Eén: de wettelijke pensioenleeftijd gaat stapsgewijs omhoog van 62 naar 64 jaar, met 2030 als eindpunt. Twee: het benodigde aantal dienstjaren voor een volledig pensioen gaat sneller omhoog naar 43 jaar (versnelling van eerdere wetgeving, beoogd in 2027). Drie: er komt een minimumpensioen rond 1.200 euro voor wie zijn hele loopbaan heeft volgemaakt, en sommige speciale pensioenregimes worden afgebouwd.
De regering verdedigt de ingreep als noodzakelijk om het stelsel betaalbaar te houden. Frankrijk vergrijst, het aantal werkenden per gepensioneerde daalt, en de omslagregeling (huidige werkenden betalen huidige pensioenen) kraakt. De tegenpartij betwist die urgentie en wijst op alternatieven: hogere bijdragen op kapitaalinkomsten, gerichtere lasten op topinkomens, of een mix van langere loopbanen voor wie kan en gerichte vrijstellingen voor wie dat niet kan. Ook een veelgehoord punt: niet iedereen wordt even oud en gezond. Beroepen met zware fysieke belasting of onregelmatige diensten, en vrouwen met onderbroken carrières, zouden onevenredig geraakt worden.
De manier waarop de wet door het parlement is gedrukt, heeft de woede aangejaagd. De regering greep op 16 maart naar artikel 49.3 van de grondwet om de stemming in de Assemblée Nationale te omzeilen. Een nipte motie van wantrouwen haalde het niet. Juridisch mag het, politiek is het riskant: het voedt het beeld van een president die zonder mandaat een ingrijpende hervorming oplegt.
Het straatbeeld weerspiegelt die spanning. De prefectuur rapporteerde donderdag opnieuw gewonden aan politiezijde en meldde projectielen en brandstichtingen bij een minderheid van demonstranten. Tegelijk ligt het optreden van de politie onder een vergrootglas, met kritiek op hardhandige charges en motorbrigades die dicht op menigtes opereren. De regering benadrukt dat zij geweld van beide kanten wil inperken en verwijst naar vervolgingen van relschoppers én interne onderzoeken bij incidenten met agenten.
Nu kijkt politiek Parijs naar de Constitutionele Raad. Die kan de wet volledig goedkeuren, gedeeltelijk afwijzen (bijvoorbeeld op procedurele punten), of in theorie volledig blokkeren. Ook ligt er een verzoek tot een zogenoemd gedeeld referendum (RIP), waarin kiezers zich over de kern van de hervorming zouden kunnen uitspreken — een traject dat tijd kost en aan strikte voorwaarden is gebonden.
Wat gebeurt er na de uitspraak? Bij volledige goedkeuring wil de regering snel door met de uitvoering: decreten, tijdschema’s per cohort, en flankerend beleid voor mensen met ‘métiers pénibles’ en lange loopbanen. Bij een gedeeltelijke afwijzing volgt een aanpassingstraject en kan de politieke strijd verder oplaaien. En als de kern sneuvelt, staat Macron voor zijn grootste nederlaag van deze termijn, met onzekere gevolgen voor zijn hervormingsagenda en de geloofwaardigheid van zijn kabinet.
Voor de beweging op straat is de timing cruciaal. De volgende actiedag is aangekondigd, maar het is lastig om wekenlang hoge opkomst vast te houden zonder nieuwe gebeurtenissen of concessies. Vakbonden houden vooralsnog de rijen gesloten — een zeldzame eensgezindheid tussen gematigde (CFDT) en strijdbare (CGT, FO) bonden. Werkgevers waarschuwen intussen voor economische schade en uitgestelde investeringen door aanhoudende onzekerheid.
Frankrijk balanceert zo tussen hervormen en verscheuren. Een deel van het land wil vooruit, een ander deel zegt: niet zo, niet nu. De komende dagen bepalen of de wet de eindstreep haalt — en of de straten het laatste woord krijgen.